
Spreekwoorden: (1914)
Elkander in het haar zittend.w.z. plukharen (in Zuid-Nederl. ook haarkepluk doen), vechten, krakeelen, twisten, zoowel in eigenlijken als in overdrachtelijken zin; ook (elkander) bij het haar hebben (Rusting 49); 17<sup>de<-sup> eeuw: met iemand in het haar liggen (Pers, 26 a; 109 a). Zi...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Elkander in het haar zittend.w.z. plukharen (in Zuid-Nederl. ook haarkepluk doen), vechten, krakeelen, twisten, zoowel in eigenlijken als in overdrachtelijken zin; ook (elkander) bij het haar hebben (Rusting 49); 17<sup>de<-sup> eeuw: met iemand in het haar liggen (Pers, 26 a; 109 a). Zi...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.